De nieuwste behandeling is niet altijd de beste, ik weet het. Je moet altijd kijken hoe een specifieke patiënt op een pil reageert. Toch zijn nieuwe medicijnen wel nodig om vooruitgang te boeken in behandelresultaten. En als ik naar de dokter ga – ik ben opgeleid als arts, nu werkzaam als medisch directeur en soms ook gewoon patiënt – ga ik er van uit dat hij me de best mogelijke behandeling voorschrijft voor mijn aandoening.
Maar wat is de actuele praktijk? Steeds vaker krijgt een patiënt het nieuwe, voor hem beste middel pas nadat is aangetoond dat hij onvoldoende baat heeft bij één, twee of drie oude middelen. Soms is er voor die oude medicijnen niet eens voldoende onderzoek gedaan en geen indicatie. Als patiënt moet je er bovenop zitten. De iets minder assertieve patiënten doen dat vaak niet, waardoor zij suboptimale behandelingen krijgen.
Voor wie zich afvraagt hoe dit komt, het volgende. Artsen doen nog steeds enorm hun best om mensen beter te maken. Daar zit het probleem dus niet. Nieuwe middelen moet je altijd kritisch bekijken, daarom is aanvullend onderzoek ná registratie ook zo belangrijk, maar ze leveren over het algemeen toch een meerwaarde op. Ook dat is dus niet het punt. Iedereen in het zorgveld heeft de mond vol over uitkomstgerichte zorg, waardoor je een hang naar nieuwe, betere medicijnen zou verwachten.
Er is iets anders aan de hand. Ik heb geleerd dat je, als je een situatie totaal niet meer begrijpt, moet kijken naar de geldstromen. Sinds 2012, het moment waarop dure medicijnen volledig onderdeel werden van de ziekenhuis-financiering, worden kosten en baten van deze medicijnen op ziekenhuisniveau berekend. Zij krijgen van de overheid strakke budgettaire kaders, vanwege het hoofdlijnenakkoord voor medisch-specialistische zorg.
Medicijnkosten zijn relatief makkelijk te beheren, door te kiezen voor het goedkoopste middel voor een aandoening. Aan die knop kun je dus eenvoudig draaien. Hierbij speelt ook mee dat de baten van geneesmiddelen – zoals minder arbeidsongeschiktheid of minder behoefte aan thuiszorg – voor het overgrote deel buiten het ziekenhuis liggen. Daarom wegen ze doorgaans niet zwaar mee. Jammer, want die waarde is nu juist ontzettend belangrijk voor patiënt en samenleving. De Algemene Rekenkamer constateerde donderdag nog dat er veel meer oog is voor de kosten dan voor de opbrengsten van de zorg. Dat is inderdaad zo, helaas.
Kortom: door de sterke, ingebouwde prikkel om kosten te beheersen, komen innovaties soms trager bij de patiënt. Aan de ene kant begrijp ik dat wel. We willen immers allemaal dat de zorg ook in de toekomst nog te betalen is voor onze kinderen en kleinkinderen. Aan de andere kant kan dit enorm frustrerend zijn voor de patiënt en denk ik dat de drang om te bezuinigen soms wat doorschiet. Ik weet niet hoe het met u zit, maar als patiënt wil ik gewoon de beste behandeling die op dat moment voorhanden is. Zonder omwegen.
Stefan van der Geest,
medisch directeur Lilly Nederland