Uit een rapport van IQVIA (oktober 2024) blijkt dat de activiteiten op het gebied van klinisch onderzoek teruglopen in Europa. Ook het aantal klinische studies door bedrijven in ons land daalde in vijf jaar van 282 naar 210. Sterck: ‘In het symposium hebben we thema’s op de agenda gezet, die op dit moment essentieel zijn voor de toekomst van klinisch onderzoek in Nederland. Denk daarbij aan diversiteit van deelnemers, zoals de inclusie van vrouwen en mensen uit diverse etnische groepen. Ook de noodzaak van effectieve samenwerking, decentraal organiseren van het onderzoek en het belang van preventie passeerden de revue. Met levendige discussies en meer dan honderd deelnemers was het symposium een groot succes.’
Jozien Sterck is al bijna 29 jaar werkzaam binnen klinisch onderzoek bij Novo Nordisk. Na haar promotieonderzoek startte zij als Clinical Research Associate (CRA). Al snel groeide zij door naar een managementpositie. Het team dat klinisch onderzoek in Nederland opzet en begeleid was destijds nog heel klein. In januari 2024 werd de afdeling een volwaardig Clinical Development Center (CDC). ‘Dat betekende een enorme groei. Binnen het team hebben we nu alle functies in huis om klinisch onderzoek op te zetten en te begeleiden’, vertelt zij.
Dat het hoofdkantoor van Novo Nordisk een volwaardig CDC in Nederland heeft gevestigd, noemt Sterck een belangrijke blijk van vertrouwen in de kwaliteit en potentie van klinisch onderzoek in Nederland. ‘Ons land viel op door goede prestatie’, licht zij toe. ‘Dat geldt voor zowel de rekrutering als voor de hoogkwalitatieve wetenschappelijke bijdrage die we leveren samen met de onderzoekers en research nurses. Ook in logistiek opzicht is het goed geregeld in Nederland.’
‘Dus aan de ene kant is klinisch onderzoek in ons land heel goed georganiseerd’, vervolgt Sterck. ‘Maar er zijn ook nog wel verbeterpunten aan te wijzen. Eén van de grootste uitdagingen is de opstarttijd van klinische studies. In Nederland lopen we vaak achter op andere landen, mede door lange interne procedures binnen ziekenhuizen en langdurige onderhandelingen over de contracten. Deze vertraging kan de inclusie van patiënten in Nederland beperken, wat weer gevolgen kan hebben op toekomstige deelname aan onderzoek.’
Een ander punt van aandacht is het sentiment onder sommige behandelaars en patiënten. ‘Terwijl in landen als België deelname aan klinisch onderzoek als een meerwaarde wordt gezien, heerst in Nederland nog wel eens terughoudendheid.’ Sterck benadrukt dat een positieve dialoog en gerichte communicatie essentieel zijn om dit beeld te veranderen. ‘We moeten laten zien dat klinisch onderzoek niet alleen bijdraagt aan de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen, maar ook de kwaliteit van de zorg verhoogt.’
Andere aandachtspunt is de communicatie en afstemming tussen de partijen die zijn betrokken bij klinisch onderzoek, onder meer de samenwerking tussen behandelaars in de eerste en tweede lijn. ‘Daar zit ruimte voor verbetering’, vindt Sterck. Ook zou er meer ruimte geboden kunnen worden aan innovatieve vormen van onderzoek. Denk bijvoorbeeld aan gedecentraliseerde studies waarbij patiënten via digitale consulten of thuisbezoeken betrokken worden. ‘Dat zou de drempel voor deelname aanzienlijk verlagen’, denkt zij.
Sterck legt uit waarom het belangrijk is om deze obstakels weg te nemen. ‘Willen we op het gebied van ontwikkeling een hoogwetenschappelijk land blijven, dan is het essentieel om mee te werken aan de innovatie van nieuwe middelen – of dat nu geneesmiddelen zijn of med-tech toepassingen. Dat heeft voordelen voor zowel de patiëntenzorg als de medische vooruitgang. Deelname aan onderzoek biedt patiënten de kans om vroegtijdig toegang te krijgen tot nieuwe behandelmogelijkheden. En behandelaars kunnen als eerst ervaringen opdoen met nieuwe ontwikkelingen.’
Volgens het hoofd van het CDC ligt de sleutel tot succes in het gezamenlijk aanpakken van de uitdagingen. ‘Door open communicatie en sterke partnerschappen tussen farmaceutische bedrijven, medische centra en andere betrokkenen kan Nederland het aantal klinische studies op peil houden én de kwaliteit van het onderzoek verder verhogen. Daar valt ook samenwerking met de eerste lijn onder’, benadrukt zij. ‘Want de zorg voor patiënten wordt steeds meer in de eerste lijn georganiseerd. Dus huisartsen betrekken is ook essentieel.’ Met de inzichten uit het symposium en de inspanningen van alle betrokkenen moet het gaan lukken: klinisch onderzoek behouden voor Nederland.