CEO en medeoprichter Jos Joore vertelt hoe zijn technologie de zoektocht naar nieuwe medicijnen sneller, menselijker en preciezer maakt. Maar ook hoe Nederland achterblijft in de bereidheid om dat soort innovaties hier echt te laten landen. “Als we niet méér durven te investeren in biotech, raakt ons land die innovatiekracht kwijt.”
“Het begon met de ontmoeting tussen Paul Vulto en mij, eind 2010, over een microfluïdische uitvinding van Vulto”, vertelt Joore. “We hadden allebei een fascinatie voor microfluïdica en biotechnologie. Tijdens ons eerste gesprek hadden we twintig mogelijke toepassingen bedacht van de technologie van Vulto. Organ-on-a-chip, uitgevonden door de Amerikaanse pionier Donald Ingber, zat daar niet eens tussen. Maar dat bleek uiteindelijk de richting waarin we het grootste verschil konden maken. We gingen niet voor vijftig procent, maar voor tien keer beter.”
Vanaf 2011 besloot Joore ‘eindelijk zijn eigen fouten te maken, in plaats van die van anderen te corrigeren’ en samen met Vulto hun ideeën verder te brengen tot een onderneming. De eerste ontwerpen van Ingber nog bestonden uit pompjes, slangetjes en ingewikkelde installaties. “Maar wij wilden een platform dat compatibel was met bestaande laboratoriumapparatuur, eenvoudig te gebruiken en geschikt voor hoge doorvoer. Dat is de basis van Mimetas geworden.”
Een organ-on-a-chip is geen digitale chip, maar een minuscuul kunststof plaatje met kanaaltjes waar cellen in groeien. “Denk aan de dikte van een paar menselijke haren. Daarin kunnen we weefsels laten groeien die lijken op echte menselijke organen, compleet met bloedvaten en bloedstroming. Zo kunnen we zien hoe echte weefsels reageren op een nieuw geneesmiddel.”
De voordelen zijn duidelijk. “We kunnen processen in kaart brengen die je in een muis simpelweg niet kunt meten. Dat levert betere voorspellingen op over de werkzaamheid en veiligheid van nieuwe middelen.”
Inmiddels werkt Mimetas voor zo’n zeventig procent van de vijftig grootste geneesmiddelenbedrijven ter wereld. Het bedrijf richt zich vooral op het voorstadium van geneesmiddelenontwikkeling. “We helpen bij het begrijpen van ziekteprocessen, bijvoorbeeld bij de ziekte van Crohn of longfibrose. Met onze chips kun je zien hoe verschillende celtypen met elkaar communiceren. Dat levert kennis op over wat er precies misgaat in patiënten.”
Daarnaast helpt het bedrijf farmaceutische partners bij het selecteren van kansrijke middelen. “Het onderscheid tussen twee potentiële stoffen is niet altijd duidelijk. Onze modellen laten zien welke werkzame stof beter werkt, of welke bijwerkingen het kan veroorzaken. Zo helpen we bij prioritering en risicoverlaging.”
Elke test op een chip levert een schat aan informatie op. “We bewaren alles wat we doen. Hoe meer werkzame stoffen je test, hoe beter je je model leert kennen. De opbouw van zo’n dataset wordt een waarde op zich. Met AI kunnen we daar straks kennis uit halen die mensen niet kunnen overzien.”
Toch waarschuwt Joore voor overspannen verwachtingen. “AI werkt alleen met goede input. Garbage in, garbage out. Je hebt complexe, fysiologisch relevante modellen nodig, anders blijft het bij mooie plaatjes en loze voorspellingen. De combinatie van organs-on-a-chip en AI is wat mij betreft een echte gamechanger.”
Een veelgestelde vraag is of organs-on-a-chip dierproeven kunnen vervangen. Joore is daar nuchter over. “Het is een sympathiek doel, maar de realiteit is complex. Niemand wil een geneesmiddel gebruiken dat niet veilig is getest.”
“Waar wij het verschil maken, is in het vroeg selecteren van de juiste middelen. Zo voorkom je dat dierproeven of klinische studies worden gedaan met medicijnen die toch niet werken. Op die manier verminder je het aantal proeven aanzienlijk, maar zonder risico voor patiënten.”
Op langere termijn verwacht hij wel verschuiving. “Als onze modellen naast proefdieren gebruikt worden en de prestaties vergelijkbaar of beter zijn, dan zal de voorkeur vanzelf verschuiven naar menselijke modellen. Ik verwacht dat het geleidelijk vervangen van dierproeven nog zo’n vijf tot tien jaar zal duren.”
Over het Nederlandse innovatieklimaat is Joore uitgesproken. “We hebben hier geweldige onderzoekers, een uitstekende infrastructuur en een cultuur van samenwerking. Maar het wringt aan de financieringskant: de bereidheid om echt te investeren in biotech is beperkt. We profiteren van wat elders ontwikkeld wordt, terwijl we er zelf te weinig aan bijdragen.”
Hij ziet het als een systeemkwestie. “Je kunt biotech niet zien als een geïsoleerde sector. Het is als bij ASML: zonder klanten die bereid zijn te investeren, was dat bedrijf er nooit gekomen. In biotech geldt hetzelfde. Als je ergens in de keten een kink legt, verliest het hele systeem kracht.”
De opdracht voor Nederland is volgens Joore helder. “Als we serieus werk willen maken van een innovatieve biotechsector, moeten we niet alleen A zeggen, maar ook B. Dat betekent een warm bad voor de producten die hieruit voortkomen, en de bereidheid om ze ook in Nederland beschikbaar te maken. Want uiteindelijk zijn het patiënten die daarvan profiteren.”
Meer over Mimetas
Website Mimetas