Jeannine en Marte
30-09-2025

Meer vrouwspecifieke gegevens nodig voor beter onderzoek

Interview ter gelegenheid van Wereld Hartdag

Scroll om meer te ontdekken
Dat vrouwen van mannen verschillen op cardiovasculair gebied wordt steeds duidelijker. Maar ze zijn ook ondervertegenwoordigd bij klinische studies in dit domein. En dat heeft gevolgen, bijvoorbeeld voor de veiligheid bij medicatiegebruik. ‘Hogere vrouwendeelname en seksespecifieke bijwerkingenrapportage zou die veiligheid kunnen bevorderen,’ stelt Marte van der Bijl, arts-onderzoeker bij het Marie-Curieproject.

 

Bij het Marie-Curie-project is het eigenlijk elke dag ‘Hart Dag’. ‘Het doel van de studie is het aantal vrouwen te vergroten dat deelneemt aan klinisch onderzoek op het gebied van hart- en vaatziekten,’ zei prof dr. Jeanine Roeters van Lennep, hoofdonderzoeker en internist vasculaire geneeskunde aan het Erasmus MC in dit eerdere interview. ‘Het is een publiek-private samenwerking tussen de Hartstichting en de Werkgroep Cardiologie Nederland (WCN).’

Marte van der Bijl is er als arts-onderzoeker interne geneeskunde bij betrokken. We spreken haar over (onderzoek naar) cardiovasculaire ziekten bij vrouwen. ‘Want ook zij lopen risico op hart- en vaatziekten. Klachten moeten ze echt serieus nemen.’

Voorbode hartproblemen

Maar vrouwen zijn geen mannen. En dat vraagt in de praktijk alertheid als we kijken naar oorzaak en symptomen. Van der Bijl: ‘De overlap tussen mannen en vrouwen zit in bekende risicofactoren als hypertensie en hoog cholesterol. Maar bij vrouwen spelen er soms vrouwspecifieke factoren. Neem vervroegde overgang, complicaties in zwangerschap, zoals zwangerschapsvergiftiging – een voorbode van hartproblemen.’

De man-vrouwverschillen zijn reden genoeg voor onderzoek. Recent presenteerde The Lancet een onderzoek van prof. dr. Angela Maas naar ‘Veranderende klinische perspectieven op sekse- en gezondheidszorgverschillen bij ischemische hartziekten’. Daarin werd gesteld dat factoren zoals psychosociale stress, reproductieve gezondheid en fysieke inactiviteit een onevenredige impact hebben op de cardiovasculaire gezondheid van vrouwen, ten opzichte van mannen. Terwijl zorgtaken en vertraagde toegang tot gezondheidszorg deze verschillen verder vergroten.

Van der Bijl: ‘Naast het feit dat vrouwen gemiddeld 10 jaar later cardiovasculaire ziektes krijgen dan mannen, komt uit de studie ook naar voren dat zij zich later melden met klachten. Dat vertraagt inderdaad medisch ingrijpen en behandeling.’

Een van de kernboodschappen van Maas’ onderzoek: Vrouwen worden ondergediagnosticeerd, onderbehandeld en ondervertegenwoordigd in klinische studies. Dit laatste onderstreept de noodzaak van het Marie-Curie-project.

Het is belangrijk dat fase 3-studies rapporteren naar sekse, als het gaat over veiligheid en bijwerkingen.

Veiligheid, bijwerkingen en adverse events

Opvallend is dat de ondervertegenwoordiging van vrouwen met name bij hart-vaatziekten te zien is. Dat is volgens Van der Bijl niet helemaal te verklaren. Duidelijk is wel dat het ook speelt bij medische hulpmiddelen, zoals blijkt uit deze studie in JAMA. ‘Ook hier doet het cardiovasculaire domein met stents en implantaten het slechter dan bijvoorbeeld orthopedie.’

Ze vervolgt: ‘Er wordt vaak gezegd dat we door de ondervertegenwoordiging van vrouwen in onderzoek naar hart- en vaatziekten belangrijke informatie hebben gemist. Deze lagere deelname beperkt inderdaad de onderzoeksinput. Daarnaast is het ook cruciaal dat gegevens over veiligheid en bijwerkingen gescheiden per geslacht worden gerapporteerd. We willen geneesmiddelenbedrijven oproepen om hier – ook in fase 3-studies – aandacht aan te besteden, zodat onderzoek naar de veiligheid van medicijnen kan verbeteren.’ De onderzoekster voegt toe dat die seksespecifieke informatie er wel is voor de effectiviteit van medicamenteuze behandeling voor hartfalen en acuut coronair syndroom. Daar werden geen verschillen in effectiviteit tussen mannen en vrouwen gevonden.

Van de markt gehaald

Het gevolg van de onevenredige vertegenwoordiging in klinisch onderzoek kan groot zijn. Zo leidde het er in Amerika uiteindelijk toe dat maar liefst 8 van de 10 onderzochte medicijnen van de markt werden gehaald vanwege het hogere aantal en andersoortige bijwerkingen bij vrouwen. ‘Dat is dus te voorkomen door ze vooraf mee te nemen in onderzoek. Waar de barrières zitten, is nog onduidelijk. We starten in dat kader ook binnenkort twee studies over patiëntvoorkeuren. Een is gericht op de voorkeur in wervingsmethoden, de andere op studie-opzet – denk bijvoorbeeld aan de duur van zo’n studie en de belasting door het aantal extra bezoeken aan het ziekenhuis.’

Van der Bijl weet wel dat een groter bewustzijn van artsen en research professionals de inschrijving kan verbeteren. ‘Een van de doelen binnen de Marie-Curie-studie is om professionals te trainen om “vrouwsensitiever” te werven.’ Maar dat willen de onderzoekers nog beter omschrijven. Andere aanbevelingen hopen ze na het onderzoek te kunnen doen.

Positief is dat er binnen de beroepsgroep steeds meer aandacht is voor (cardiovasculaire) man-vrouwverschillen, vindt Van der Bijl. ‘Dat zag je ook op het Europees Cardiologie Congres en het Europees Atherosclerose congres. In het curriculum geneeskunde zou dat nog meer mogen. Maar dat geldt niet alleen voor het cardiovasculaire domein.’