Dineke Amsing, directeur Beleid & Samenwerking bij de Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (VIG) noemt het rapport een belangrijke stap in het proces om tot een investeringsmodel preventie te komen en, in het verlengde daarvan, het volwassen maken van het Nederlandse preventiebeleid. “Wie investeert in preventie, investeert in gezondheid. Dat vraagt om onderbouwde keuzes. Deze richtlijn maakt duidelijk wat daarvoor nodig is.” Op basis van dit rapport gaat het RIVM aan de slag met het ontwikkelen van een afwegingskader.
De gezondheidsuitdagingen van deze tijd, zoals vergrijzing en leefstijlgerelateerde ziekten, vragen om een verschuiving van de focus van zorg naar gezondheid. Toch is het effect van preventiemaatregelen vaak lastig aan te tonen. Met het investeringsmodel preventie wil het ministerie van VWS hier verandering in brengen, door preventieve interventies beter te kunnen beoordelen op effectiviteit, toepasbaarheid en langetermijneffecten.
Het rapport, opgesteld door de Adviescommissie Richtlijn Passend Bewijs voor Preventie, maakt duidelijk wat onder ‘passend bewijs’ wordt verstaan, namelijk: bewijs dat aansluit bij de aard, context en doelen van een preventieve maatregel. Behalve wetenschappelijke studies, kunnen ook praktijkervaring en ervaringsdeskundigheid van professionals en burgers deel uitmaken van dat bewijs.
“Preventie speelt zich af in de praktijk van het dagelijks leven”, zegt Amsing. “Daar werken huisartsen, scholen, gemeenten en bedrijven samen. Een brede kijk op bewijs, waarin wetenschap en uitvoerbaarheid samengaan, is precies wat er nodig is om innovatie in preventie te stimuleren.”
De adviescommissie formuleert drie kernvoorwaarden voor passend bewijs:
De richtlijn hanteert hierbij het principe ‘pas toe of leg uit’: wie afwijkt van de methodologische standaard, moet dat transparant motiveren. Zo ontstaat ruimte voor innovatie, terwijl de kwaliteit van bewijs omhooggaat.
Amsing ziet hierin kansen voor versnelling van innovatie: “Deze aanpak opent de deur naar slimme evaluaties van nieuwe interventies, van leefstijlprogramma’s tot vaccinaties. Dat helpt om maatschappelijk rendement inzichtelijk te maken. Daar pleit de VIG al langer voor. We zien het rapport van de adviescommissie als bevestiging dat Nederland afstevent op een meer strategische, ‘evidence-based’ benadering van preventie.
De komende maanden werkt het RIVM verder aan een afwegingskader dat de maatschappelijke effecten van preventie, inclusief kosten en baten, inzichtelijk maakt. Daarmee wordt de tweede pijler van het investeringsmodel uitgewerkt. Uiteindelijk moet dit leiden tot beter onderbouwde besluitvorming over de inzet van publieke middelen voor preventie.
“We moeten toe naar een systeem waarin investeren in gezondheid vanzelfsprekend wordt”, besluit Amsing. “Met deze richtlijn komt dat ideaal dichterbij. Want wie preventie serieus wil nemen, moet ook het bewijs daarvoor serieus nemen.”
Verder lezen: