23-11-2021

Blog Dorota Mazurkiewicz: een kunsthart en twee maten

Dorota Mazurkiewicz 1 klein
Het UMC Utrecht bracht vorige week prachtig nieuws: voor het eerst is in Nederland een volledig kunsthart geïmplanteerd! Een indrukwekkend voorbeeld van innovatie in de zorg – en een bevestiging van de kennis en kunde in Nederlandse UMC’s. Maar ik miste de vraag die bij geneesmiddelen wél altijd direct wordt gesteld: hoe zit het met de kosteneffectiviteit?

Prijs is een onmisbaar onderdeel van berichtgeving over nieuwe geneesmiddelen. Maar hier moest ik beter zoeken: een kunsthart kost 210.000 euro. En dat is niet alles. Een blik op de tarieven van het UMC Utrecht leert dat de operatie en omringende zorg de kosten al snel opstuwen tot 400.000 euro.

Bij geneesmiddelen zou zo’n prijs voer zijn voor een stevige discussie. Want bij een prijs van 400.000 euro moet een medicijn vijf levensjaren in goede gezondheid (QALY’s) opleveren om volgens Nederlandse normen kosteneffectief te zijn.

Artsen verwachten echter dat het kunsthart ongeveer twee jaar mee kan – en daarmee lijken vijf QALY’s niet haalbaar. Voor deze innovatie zal echter geen uitgebreid kosteneffectiviteitsdossier worden ingeleverd. En dat geldt voor veel vormen van zorg.

Soms steekt dat een beetje. Want bij nieuwe geneesmiddelen moet de ontwikkelaar de kosteneffectiviteit tot achter de komma uitrekenen in een vuistdik dossier. En blijk je daarbij niet kosteneffectief? Dan krijg je te maken met het gevreesde ‘verdringingsargument’.

Wat houdt dat in? Heel simpel: verlaag je prijs tot je kosteneffectief bent. En anders word je niet vergoed. Immers, zo stelt het Zorginstituut regelmatig: als je niet-kosteneffectieve geneesmiddelen vergoedt, bestaat de kans op verdringing van andere kosteneffectieve zorg. Dan ben je als samenleving per saldo minder goed uit.

Maar daar zit de crux: is andere zorg altijd kosteneffectief? Dat weten we niet – want waar de berekening van kosteneffectiviteit bij geneesmiddelen een wetenschappelijke discipline op zich is geworden, staat deze berekening bij andere vormen van zorg nog in de kinderschoenen.

Doorgaans zal zorg kosteneffectief zijn – zoals dat ook bij de meeste geneesmiddelen het geval is. Maar er zullen ook uitzonderingen zijn. We kennen immers allemaal de verhalen over ‘onzinzorg’.

Wegen bij alle ziekenhuisbehandelingen de kosten op tegen de baten? En hoe zit het in de langdurige zorg, waar de Nederlandse uitgaven internationaal stevig uit de pas lopen? En wat is het beeld binnen de geestelijke gezondheidszorg?

Deze vragen worden niet of nauwelijks gesteld – terwijl ze bij geneesmiddelen aan de orde van de dag zijn. Dat is wat mij betreft meten met twee maten. Wie vergoedingsdiscussies in Nederland volgt, krijgt de indruk dat alleen geneesmiddelen andere zorg kunnen verdringen.

Het is een mooie uitdaging voor de nieuwe minister van VWS: maak de kosteneffectiviteit van alle zorgvormen inzichtelijk – en zorg dat deze standaard beoordeeld wordt. Wees daarbij net zo streng als bij geneesmiddelen. Alleen dan is het uit te leggen dat we bewezen effectieve geneesmiddelen op basis van het verdringingsargument weren uit het basispakket.

En dat kunsthart? Kosteneffectief of niet – dit soort prachtige innovaties moeten we koesteren!

Dorota Mazurkiewicz

(General manager Biogen