09-11-2021

Blog Gerard Schouw: Wereld op z’n kop

IMG 2549
Stel, je bent net oncoloog. Na pakweg twaalf jaar studeren en werken ben je medisch specialist. Je kunt in loondienst gaan werken bij een universitair ziekenhuis in Nederland. Eindelijk kun je alle opgebouwde kennis en kunde omzetten naar optimale patiëntzorg. Er is alleen één knelpunt: het ziekenhuis wil je niet betalen.

‘Ga eerst maar eens een paar jaar gratis voor ons aan de slag’, zegt de ziekenhuisdirecteur. Terwijl je aan het bijkomen bent van de verbazing, voegt de directeur er aan toe: ‘O ja, en we weten nog niet wanneer we je wel kunnen betalen. Salarisonderhandelingen kunnen zomaar een paar jaar duren. Afhankelijk van onder meer je prestaties, het aantal patiënten en ons budget, natuurlijk.’

Niemand zou dit een normale situatie vinden. Sterker nog, het is absurd. Het zou er toe leiden dat het animo om te specialiseren tot oncoloog drastisch afneemt. Toch is dit de strekking van twee recente artikelen in de vakbladen PW en Medische Oncologie. Met één verschil: het gaat in die artikelen niet om oncologen, maar om nieuwe medicijnen.

De boodschap van beide teksten luidt, kort samengevat, dat het voor de patiënt geen groot probleem is dat nieuwe medicijnen gemiddeld nu al meer dan 500 dagen in de sluis zitten voor prijsonderhandelingen. In veel gevallen stelt de farmaceut zo’n medicijn toch wel gratis beschikbaar aan patiënten, is de redenering. Recent onderzoek van verzekeraar CZ en beroepsorganisatie NVMO over de periode van 2015 tot en met 2020 maakte dit duidelijk.

Tja. Laten we eerst constateren dat die patiënten niet dankzij, maar ondanks het sluissysteem toegang kregen. Die toegang gold ook niet voor alle patiënten met die specifieke aandoening, maar voor een selecte groep. Een derde opmerking is dat deze patiëntgroepen dus volledig afhankelijk zijn van de welwillendheid van een geneesmiddelenbedrijf, dat de afgelopen tien jaar enorme bedragen heeft geïnvesteerd in onderzoek, ontwikkeling en klinisch onderzoek van dit medicijn. Dat geld moet worden terugverdiend. Anders droogt de stroom medicijninnovaties natuurlijk snel op.

Bovendien gaat het hier niet om de eerste-de-beste nieuwe medicijnen. Als een medicijn in de sluis belandt, is het doorgaans innovatief en perspectief biedend. Vaak gaat het om nieuwe behandelingen voor kanker. Buiten de sluis speelt hetzelfde punt. Ook bijvoorbeeld migrainepatiënten wachten nu al enkele jaren op vergoeding van nieuwe medicijnen die hun invaliderende ziekte goed kunnen behandelen.

Tot slot onderstreep ik dat ook buurlanden als Duitsland en België nieuwe medicijnen niet bepaald gratis weggeven. Ook dáár wordt stevig over de prijs onderhandeld. Dat mag, want iedereen ziet het belang van duurzaam betaalbare zorg, nu de vergrijzing doorzet. Toch geven ze daar de patiënt eerder toegang, door het vergoedingsproces strakker in te richten. Het kan dus wel.

De genoemde publicaties bevestigen het belang van onze campagne #terugnaar100. Van medisch specialisten verwacht niemand dat zij zich opstellen als een filantroop. Van bedrijven wordt dat blijkbaar wel verwacht. Dan zeggen dat er geen probleem is, is echt de wereld op z’n kop.

De oplossing is simpel: laat fabrikanten de middelen tijdens de sluis beschikbaar stellen, en reken achteraf af tegen de uitonderhandelde prijs. Dan krijgen álle patiënten met die aandoening snel toegang, en wordt innovatie gestimuleerd.