Maar dokters hebben het superdruk. Zij komen er niet altijd aan toe om de recente vakliteratuur bij te houden. En de ontwikkelingen gaan snel. Geneesmiddelenbedrijven ontdekken het overgrote deel van de nieuwe medicijnen en brengen deze naar de markt. Deze innovatieve behandelingen zijn al lang geen ‘gewone pillen’ meer. De farmaceut weet uiteraard het meeste van zijn nieuwe behandeling. Dan is het logisch dat hij deze kennis deelt met de specialist die de behandeling toepast.
Die informatie is gebaseerd op resultaten van streng gecontroleerde klinische trials, die zijn gepubliceerd in vooraanstaande wetenschappelijke tijdschriften, en zijn nagekeken door onafhankelijke vakgenoten.
Veel artsen werken mee aan deze geneesmiddelenstudies, omdat zij het belang in zien van innovatieve behandelingen. Op wetenschappelijke congressen delen zij de uitkomsten van die onderzoeken met collega’s, omdat ze die relevant vinden voor de patiëntenzorg.
Het is natuurlijk pas echt in het belang van patiënten als hun behandelaar ook wil luisteren naar de laatste stand van de wetenschap. Onder andere door zulke congressen bij te wonen. En door de informatie die een farmaceut wil delen tot zich te nemen.
Naast het delen van informatie over geneesmiddelen, vergroten wij kennis bij artsen over zeldzame ziekten. Het is immers belangrijk dat de dokter bijvoorbeeld de symptomen daarvan herkent. Een vroege diagnose en behandeling kan een ernstiger ziekteverloop afwenden en veel leed bij patiënten besparen.
Graag willen wij met dokters converseren over die medicijnen, of ziekten, waar wij vaak meer van weten. Het gaat dan niet om beïnvloeden, maar om een uitwisseling van wetenschappelijke data. Het streven van behandelaars, maar ook van het bedrijf waar ik voor werk, is de juiste behandeling voor de juiste patiënt. Artsen beslissen wat juist is voor hun patiënten. Daarvoor is relevante informatie van farma noodzakelijk.
Rob Melief
(medisch directeur Sanofi Genzyme)