18-04-2023

Jesse Swen: ‘Grote stappen in het DNA-profiel van patiënten’

Jesse Swen

Jesse Swen

LUMC

‘Hij wil met zijn onderzoek beter inzicht krijgen in welke genetische variatie leidt tot verschillen in de reactie op geneesmiddelen en welke mechanismen in het lichaam hiervoor zorgen. ‘We onderzoeken al zo’n 50 jaar de verschillen in het DNA-profiel van patiënten in relatie tot hun reactie op medicijnen, maar de laatste 10 jaar zijn er echt grote stappen gezet.’’

Iedere patiënt reageert anders op een geneesmiddel. Dat heeft onder andere te maken met de verschillen in DNA tussen mensen. Om beter te kunnen voorspellen wat het effect is van een medicijn op een patiënt, onderzoekt prof. dr. Jesse Swen hoe de genetische variatie in mensen invloed heeft op de werking van een middel. Zodat we geneesmiddelen beter kunnen afstemmen op de individuele patiënt.

DNA-medicatiepas

Zo was Swen als hoofdonderzoeker betrokken bij de internationale PREPARE-studie, die recent in de Lancet werd gepubliceerd. De onderzoekers ontwikkelden een DNA-medicatiepas, waarin het DNA-profiel van een patiënt gekoppeld wordt aan medicijnen waarvan de verwerking wordt beïnvloed door het DNA. Uit het onderzoek blijkt dat het risico op een ernstige bijwerking met 30 % afneemt als de dosering wordt afgestemd op het DNA van patiënten. Swen: ‘Uit het DNA-profiel van de patiënt kunnen we aflezen hoe snel bepaalde geneesmiddelen worden afgebroken door het lichaam. Als het profiel laat zien dat er sprake is van bijvoorbeeld een snellere of minder snelle afbraak van het medicijn, kunnen artsen de dosering van het geneesmiddel aanpassen voor de betreffende patiënt.’

Samenwerking

Bij de ontwikkeling van innovatieve geneesmiddelen voert de farmaceutische sector vaak al in een vroeg stadium farmacogenetisch onderzoek uit en soms wordt bij registratie een farmacogenetische test verplicht. ‘Een goede ontwikkeling, vindt Swen. ‘Geneesmiddelen die afgestemd zijn op het DNA van de patiënt worden steeds meer de standaard. Daarbij is samenwerking tussen academie en de farmaceutische sector essentieel.’
De geneesmiddelenrespons is onder te verdelen in twee processen, licht Swen toe. ‘Wat doet het geneesmiddel in het lichaam (farmacodynamiek) en hoe wordt het opgenomen en in het lichaam verwerkt (farmacokinetiek)? Veel geneesmiddelen worden afgebroken door CYP-enzymen in de lever, en dat werkt dus niet bij iedereen hetzelfde. Onderzoek naar de activiteit van het leverenzym CYP2D6 laat zien dat 5 tot 10% van de Nederlanders geen CYP2D6-activiteit heeft, 40% heeft een verminderde activiteit, 50% heeft een normale activiteit, en een kleine groep heeft een verhoogde activiteit.’

‘Geneesmiddelen die afgestemd zijn op het DNA van de patiënt worden steeds meer de standaard.'

Jesse Swen | hoogleraar klinische farmacie LUMC

Levensbelang

Afgelopen jaren heeft Swen veel onderzoek gedaan naar de reactie van het lichaam op bepaalde medicatie. ‘De farmacogenetica werkgroep van apothekersorganisatie KNMP heeft voor circa 50 geneesmiddelen adviezen opgesteld over hoe de behandeling aangepast kan worden aan de individuele patiënt’, legt hij uit. Bij bijvoorbeeld geneesmiddelen tegen borst- en dikke darmkanker heeft 30% van de patiënten last van ernstige toxiciteit doordat het lichaam het medicijn niet kan omzetten. Hierdoor krijgen deze patiënten een te hoge dosis van het medicijn en dus een te hoge toxiciteit. Tot 1% van de patiënten overlijdt daardoor aan de behandeling. Als van deze patiënten het genetisch profiel bekend is, kunnen we dit overlijden voorkomen.’ Ook bij een geneesmiddel dat bloedstolling tegengaat na het plaatsen een stent, is het DNA-profiel van de patiënt doorslaggevend voor de werking. Swen: ‘Als er, ondanks het gebruik van medicatie, opnieuw hartinfarct optreedt, wordt pas duidelijk dat het geneesmiddel niet goed heeft gewerkt. Ook bij deze patiënten, kan een DNA-profiel van levensbelang zijn.’

Werk aan de winkel

Circa 7000 patiënten uit 7 landen namen deel aan de PREPARE-studie, verspreid over meerdere specialismen, waaronder oncologie, cardiologie. ‘Het is de eerste grootschalige studie die laat zien dat het echt werkt om de behandeling met medicijnen af te stemmen op het DNA-profiel van een patiënt. Maar, er is nog veel werk aan de winkel’, benadrukt Swen. ‘Met de huidige DNA-tests wordt nog maar een klein deel van de genetische variatie van de patiënt in kaart gebracht. Er valt nog een wereld te winnen in het onderzoek naar de genetisch variëteit in mensen. Uit onderzoek met tweelingen weten we dat meer dan 50% van het erfelijke component van de CYP2D6 activiteit met de huidige tests nog niet kunnen verklaren. Daarnaast is het belangrijk om de kennis die we hebben over de rol van DNA samen te brengen met andere zaken die van invloed kunnen zijn. Zo weten we dat andere medicatie van de patiënt, maar ook gewicht en leeftijd een rol spelen bij de dosering En ook een infectie kan behoorlijk invloed hebben op de snelheid waarmee het lichaam een geneesmiddel afbreekt.

Kamervragen

De DNA-medicatiepas is nog relatief nieuw, ‘en nu is het zaak de pas te implementeren in de zorg’, aldus Swen. ‘We kunnen natuurlijk nu niet ineens alle Nederlanders genetisch gaan testen, dat is financieel en praktisch niet haalbaar. We moeten bekijken bij welke patiënten een DNA-onderzoek het meest effectief is. Wie we standaard moeten testen, en wie niet. Op dit moment voert het consortium dat de PREPARE-studie heeft gedaan een kosteneffectiviteitsstudie uit.’

De eerste Kamervragen over de toepassing zijn gesteld en afgelopen maand besproken , aldus Swen. ‘Dat is belangrijk want alleen als alle partijen betrokken bij de zorg hier aandacht voor hebben, kunnen we dit in de praktijk verder brengen.