Dwanglicenties

Dwanglicenties

Het octrooirecht is een belangrijke randvoorwaarde voor innovatie, en dus ook voor geneesmiddelenontwikkeling. Onder zeer bijzondere omstandigheden kan dit recht tijdelijk worden opgeheven via een dwanglicentie. Regelmatig gaan er stemmen op om dwanglicenties in te zetten als instrument bij prijsdiscussies. De VIG vindt dit onwenselijk. Het heeft een negatief effect op het vestigingsklimaat en zet een rem op innovatie.

Octrooirecht (ook wel: patentrecht) is een belangrijke aanjager voor innovatie. Dit geldt niet alleen voor de geneesmiddelensector, maar ook voor andere industriële sectoren. Wel is er in de geneesmiddelensector sprake van bovengemiddelde risico’s en investeringen in vergelijking met andere sectoren. Geneesmiddelontwikkeling is een langdurig, kostbaar en risicovol proces: de ontwikkeling van een geneesmiddel duurt gemiddeld tien jaar en kost meer dan twee miljard euro. Tijdens de ontwikkeling valt meer dan 90% van de kandidaat geneesmiddelen af. Voor bedrijven is het alleen rendabel om te investeren in geneesmiddelenontwikkeling als zij de kans krijgen om deze investering terug te verdienen. Het octrooirecht biedt hen daarbij bescherming: een tijdelijk alleenrecht op het gebruik van de uitvinding, waarmee het bedrijf de kans op omzet vergroot (maar wat daar geen garantie voor is). Dat maakt het octrooirecht des te belangrijker in de geneesmiddelensector.

Octrooien
Octrooien kennen een standaard duur van twintig jaar. Het duurt gemiddeld twaalf jaar voordat een nieuw geneesmiddel is ontwikkeld, getest, en geregistreerd is. Dat betekent dat het bedrijf, nadat het geneesmiddel op de markt komt, nog circa acht jaar de tijd heeft om de investering terug te verdienen. Daarna mogen andere bedrijven het geneesmiddel namaken. De prijs van een medicijn gaat dan vaak fors naar beneden. Tijdens de octrooiperiode kunnen concurrenten wel soortgelijke andere medicijnen voor een bepaalde ziekte ontwikkelen en registreren. Ook hierdoor ontstaat concurrentie.

Dwanglicenties bij noodsituaties
De overheid kan het octrooirecht in bijzondere omstandigheden tijdelijk aan de kant zetten, door het afkondigen van een dwanglicentie. Dit kan bijvoorbeeld als er sprake is van een wereldwijde pandemie of wanneer de octrooihouder niet voldoende van het geoctrooieerde geneesmiddel kan produceren en andere bedrijven geen licentie wil geven. Onderdeel van de dwanglicentie-procedure is dat de overheid een marktconforme vergoeding betaalt aan de octrooihouder. Ook geeft de overheid aan welke partij het geneesmiddel gaat produceren. Een dwanglicentie is bovendien altijd tijdelijk.

Wij verwachten dat dwanglicenties niet nodig zijn tijdens een pandemie zoals bij COVID-19. Geneesmiddelenbedrijven zijn zich bewust van hun verantwoordelijkheid, zijn vóór registratie al bezig met het produceren van vaccins (om voldoende aanbod te hebben) en zullen waar nodig en mogelijk speciale maatregelen nemen om de pandemie te bestrijden.

Prijsonderhandelingen
Sommige partijen pleiten ervoor om dwanglicenties ook in te zetten in de prijsonderhandelingen. Hiervoor zijn dwanglicenties echter niet bedoeld. Het plan lijkt bovendien praktisch lastig uitvoerbaar, gezien de strenge eisen die er worden gesteld aan dwanglicenties.
Het flirten met dergelijke ingrijpende maatregelen maakt Nederland minder aantrekkelijk als vestigingsland voor innovatieve geneesmiddelenbedrijven. Nederland geeft hiermee immers het signaal dat intellectueel eigendom en octrooien onder druk staat. Een lastige boodschap voor bedrijven die voor hun grote en risicovolle investeringen afhankelijk zijn van degelijk en voorspelbaar octrooirecht.

Oplossingsrichting
Dwanglicenties gebruiken als instrument bij prijsdiscussies is onwenselijk. Andere instrumenten zijn effectiever in de prijsdiscussie:

  • Constructieve prijsonderhandelingen.
  • Gebruik van nieuwe prijsmodellen zoals pay for performance.
  • Het creëren van marktomstandigheden met meerdere aanbieders.

Zie ook Intellectueel eigendom